Fluïde Redeneren

Fluïde Redeneren (GF of FRI) oftewel de vloeiende intelligentie.

Als het fluïde redeneren op een IQ test gemeten wordt dan meten ze het vermogen tot abstract redeneren. Het zien van onderliggende conceptuele relaties tussen visuele objecten en het redeneren op basis van het identificeren en toepassen van regels.

Dit wordt gemeten met de Matrix Redeneren, Gewichten en Rekenen. (uitgaande van de WISC-V test).

Matrix Redeneren: Het kind moet een serie of matrix compleet maken door een antwoord te kiezen uit de 4 of 5 visuele mogelijkheden. (swipe voor een voorbeeld.

Gewichten: Het kind krijgt een weegschaal te zien met een of meer ontbrekende gewichten en krijgt een bepaalde tijd om het antwoord te selecteren waarmee de schaal in evenwicht blijft. Voor deze taak is het nodig dat het kind een kwantitatief concept van gelijkheid toepast op de relatie tussen objecten en dan op basis van matching, optellen en/of vermenigvuldigen het correcte antwoord identificeert. (swipe voor een voorbeeld)

Rekenen: Bij Rekenen lost het kind binnen een tijdslimiet mentaal een rekensom in verhaalvorm op.

Het Fluïde Redeneren is de grootste factor voor het meten van de algemene intelligentie vokgends het CHC-model van Cattell, Horn & Carroll.

Dit theoretische model gaat uit van een algemene intelligentiefactor (G-factor) die bestaat uit verschillende brede cognitieve vaardigheden die weer bestaan uit verschillende nauwe cognitieve vaardigheden. Hoe dichter de brede cognitieve vaardigheid bij de algemene intelligentiefactor staat, hoe meer deze daar invloed op heeft.

Fluïde Redeneren heeft zoals je kunt zien (swipe) de grootste “G-factor” en dus het meeste invloed op de algemene intelligentie.